Rond 1900 stond vlakbij de ‘Wellsche Hut’ aan de Duitse grens in het bos een kleine herberg van Jan Janssen uit Groesbeek. Jan had een grote zwarte baard en droeg altijd een lange zwarte jas. Veel mensen waren bang voor hem. Vanwege zijn nogal woeste uiterlijk en gedrag werd hij ‘Jan den Duvel’ genoemd. Hij heeft lang een zwervend bestaan geleid. Samen met zijn vrouw Antonia, die hij ‘Teun’ noemde, heeft hij veel door de grensstreek gezworven. Ze woonden aanvankelijk in een kleine woonwagen, die Jan zelf moest trekken. Als smokkelaar en stroper zorgde Jan voor hun levensonderhoud.
Toen ze ouder werden besloot Jan in het bos bij de ‘Wellsche Hut’ een kleine herberg te bouwen. Omdat Jan voor hen een goede bekende was trok zijn herberg veel zwervers, stropers en smokkelaars aan. Jan stond ook wijd en zijd bekend om zijn danskunst. Vaak trok hij zijn klompen uit en dan maakte hij zijn ‘duvelsdans’, die veel bewondering van zijn publiek oogstte. In 1916 is Jan op 75-jarige leeftijd gestorven. De plek in het bos, waar zijn herberg heeft gestaan, is nog altijd terug te vinden.