Maak hier een account aan om beoordelingen achter te laten en favorieten op te slaan.

Verdwenen kasteel de Kolck

Swolgenseweg 23
Broekhuizenvorst
Meer info: Kasteel de Kolck

 


Introductie

Het verdwenen kasteel De Kolck stond op een oude Maasarm en de naam komt waarschijnlijk van het kwelwater dat hier omhoog kwam. De oudste vermelding komt voor in 1533 in een rekening van een rentmeester van het Gelderse Overkwartier. Deze inde namens de hertog van Gelre een schatting (een belasting) waarbij de bewoner van de Kolck 27 stuivers moest afdragen. De naam van de bewoner of bezitter wordt in deze lijst niet genoemd.

Van 1850 tot 1869 was De Kolck verhuurd aan Freule Sophie Testard de Montigny. Zij toonde zich een groot weldoenster van de armen. Waarschijnlijk heeft zij de Mariakapel "Sterre der Zee" uit 1860 bij het kasteel gesticht. In de loop der eeuwen hebben ongeveer 15 families De Kolck in hun bezit gehad. In de 16e en 17e eeuw was de Ooijense tak van de Van Broekhuizens eigenaar van het kasteel. Hendrik Hermans kreeg het in 1904 in bezit. Hij was degene die het bouwvallige landhuis aan de lange oprijlaan liet slopen en op de oude fundamenten de huidige boerderij in U-vorm, wel nog met grachten omgeven, liet opbouwen.

De Kolck is tegenwoordig een erkend landgoed.  

Een bijzonder verhaal

Het huis staat op een oude Maasarm en de naam komt waarschijnlijk van het kwelwater wat hier omhoog kwam en staat op de Swolgenseweg 23 te Broekhuizenvorst. Het vormt tegenwoordig een erkend landgoed.

De eerst vermelde eigenaar is de familie Van Broeckhuysen uit de linie Ooijen. Maar hoe ze in bezit is gekomen van de Kolck blijft ongewis. Voor zover we momenteel met zekerheid weten, komt de oudste vermelding van de Kolck voor in een rekening van een rentmeester van het Gelderse Overkwartier. Deze inde namens de hertog van Gelre in 1533 een schatting (een belasting) waarbij de bewoner van de Kolck 27 stuivers moest afdragen. De naam van de bewoner of bezitter wordt in deze lijst niet genoemd.

Michiel van Broeckhuysen
De eerste concrete gegevens van een bezitter treffen we aan in een akte uit 1548. Michiel van Oeyen, pastoor van Broekhuizenvorst, stichtte in dat jaar een 'H. Sacraments misse die gedaen wort op den donderdach op onse Lieve Vrouwe altaer'. De pastoor belastte met deze stichting de Kolck met een jaarlijkse erfpacht ter waarde van vijf goudguldens. Hiervan waren vier guldens voor de pastorie en één gulden voor de koster bestemd. Naast de taak van zielzorg over de aan hem toevertrouwde parochianen, trad Michiel van Oeyen tussen 1540 en 1554 op als stadhouder der Broekhuizer lenen. Namens de toenmalige heer beleende hij de leenmannen van het huis Broekhuizen met hun leengoederen. Hij voerde eveneens het wapen — een schildhoofd beladen met hermelijnstaartjes — dat zo kenmerkend is voor de familie Van Broeckhuysen. Michiel van Oeyen is tussen 19 juni 1554 en 10 juni 1559 overleden.

Een andere bron met aanvullende gegevens over de familie van de pastoor verschaft het oudste tinsregister van de heren van Holthuisen te Kriekenbeek. Ofschoon dit tijnsregister in 1555 werd overgeschreven uit een ouder register, bevat het nog gegevens van v66r 1555. Dit blijkt onder meer uit het feit, dat Michiel van Oeyen en zijn zus Elisabeth vanwege een aantal goederen behorend tot de Kolck te boek staan.

Nadien zijn voor dezelfde goederen joffer Gertruidis Spanrebock en Herman van Broeckhuysen genant van Oeyen behand. Dan rijzen er vragen zoals: hoe zit de familierelatie tussen deze personen in elkaar? Welnu, uit dezelfde bron blijkt dat pastoor Michiel van Oeyen een bastaardzoon Johan had, die eveneens priester werd in Broekhuizenvorst.

Tussen deze Johan en diens halfbroer ontstond in 1559 een fikse ruzie. Deze eskaleerde zozeer dat hier diverse processen over werden gevoerd, zowel voor de schepenbank van Swolgen en Broekhuizenvorst alsmede in Sevenum en voor het gericht te Geldern. Het zou echter te ver voeren al deze procesakten te behandelen. In december 1561 kwam men tot een vergelijk: de goederen van de Kolck werden precies in tweeën verdeeld. Onduidelijk is of men het hierbij gelaten heeft. Hoe het ook moge zijn, alle goederen van de Kolck kwamen na 1561 in handen van de heren van Ooijen. Door koop of bij erfenis? Was Elisabeth van Broeckhuysen, die in 1533 haar vader Seger van Broeckhuysen — heer van Ooijen — opvolgde als Vrouwe van Ooijen, misschien de zus van pastoor Michiel van Oeyen? Hoe dan ook, in ieder geval trouwde Elisabeth met Gerard Beugel, stammend uit een Venlose schepenfamilie. Hun zoon Marten huwde tweemaal. Uit zijn eerste huwelijk had hij slechts een dochter — Gertruid Beugel geheten — waarover later meer. Marten Beugel hertrouwde in 1562 met Gertrudis Spanrebock, dochter van de heer van Heyen. Dit huwelijk is vermoedelijk kinderloos gebleven. Marten moet na 1571, maar v66r 22 juni 1576 zijn gestorven. Voor zijn dood gaf hij op 25 augustus 1571 het beheer van het huis en de heerlijkheid Ooijen over aan zijn schoonzoon Herman van Broeckhuysen 'getrouwt hebben die dochter van Merten voirs'. Na de dood van zijn schoonvader werd Herman van Broeckhuysen als echtgenoot van Gertruid Beugel op 22 juni 1576 met Ooijen beleend.Voor Martens weduwe, Gertruidis Spanrebock, restte vruchtgebruiksrechten op een aantal goederen. Wellicht was zij daarom samen met Herman van Broeckhuysen berechtigd aan de lijf- en erftijnsgoederen welke behoorden aan huize de Kolck.

Volgens het obituarium van het Venlose nonnenklooster Maria Weide kwam Martens weduwe op 14 september 1588 te overlijden, waardoor alle vruchtgebruiksgoederen vererfden op Herman van Broeckhuysen. Vrij kort na 1588 lieten hij en zijn dochter Elisabeth zich belenen met deze goederen. Hoeveel kinderen Herman en Gertruid Beugel hadden is niet met zekerheid te zeggen, maar in ieder geval zijn er vier bekend: de al reeds genoemde dochter Elisabeth en drie zonen: Marten, Johan en Seger geheten.

De goederen van Herman van Broeckhuysen en Gertruid Beugel, bestaande uit huis en heerlijkheid Ooijen, de hof aan gen Sande en huize de Kolck moesten na Hermans dood - overleden tussen 1599 en 1601 - verdeeld worden tussen deze kinderen. Huis en heerlijkheid Ooijen kwam toe aan de oudste zoon Marten van Broeckhuysen en deze liet zich met zijn verworven bezit op 26 april 1601 belenen. De twee jongste kinderen werden vermoedelijk met andere goederen en een som geld uitgeboedeld.

De Kolck Broekhuizen

Johan van Broeckhuysen
De tweede zoon Johan/Jan verkreeg uit de boedel de hof Aan gen Sande, gelegen te Ooijen en huize de Kolck. Hij liet zich op 9 september 1609 met de hof aan gen Sande belenen. Het blijft een raadsel, waarom hij dit pas deed ruim acht jaar na de dood van zijn vader! In 1492 werd de hof Aan gen Sande door de broers Seger, Jan, Marten en Jacob van Broeckhuysen gezamenlijk aangekocht van Evert van Wildenrade. Maar wel met de overeenkomst dat de hof belast zou worden met een jaarlijkse erfpacht van vijf malder rogge voor een vroegmis in de kerk van Broekhuizenvorst. Bij de stichting bepaalde men tevens dat de eigenaar van de hof de vrijheid bleef de jaarlijkse erfpacht over te brengen op andere goederen. Op 30 november 1608 droegen Johan van Broeckhuysen en Catharina van Mirbach in tegenwoordigheid van pastoor Jan Bongaerts en schepenen van Broekhuizenvorst, de genoemde erfpacht over op andere goederen. Uit een andere bron blijkt, dat dit echtpaar, wonend op de Kolck, niet zo goed overweg kon met de toenmalige pastoor Jan Bongaerts. Diens opvolger pastoor Johannes Daemen noteerde in een register uit 1666, dat over de inkomsten van de kerk gaat, een paar aardige zaken. Herinneren wij ons de stichting van pastoor Michiel van Oeyen uit 1548, waarbij deze de Kolck belast had met vijf goudguldens. Johan van Broeckhuysen wilde slechts 35 stuivers voor iedere gulden betalen. De pastoor vond dit niet genoeg en daagde Johan voor het gerecht. Uiteindelijk werd Johan in Roermond veroordeeld tot het betalen van de juiste waarde voor iedere goudgulden. Veel interessanter was het volgende proces tussen hen beiden. Dit maal ging het over het recht van overpad. Gedeeltelijk kon Johan van Broeckhuysen een pad volgen over eigen grond richting kerk, doch het laatste stuk was eigendom van de pastoor. Het geharrewar liep volledig uit de hand, zozeer zelfs dat de bisschop, Jacobus a Castro, tussen beide moest komen en de volgende uitspraak deed aantekenen:

“dat Joncker Jan mit sijnre familie sal den kerck wech ofte voetpaet gebrucken voor sijn familie een ende achter malcanderen gaende, sonder honden ofte dat sij over den selven geen beest perden koven Oft ander bestialen sullen drijven dan alleen voor haer persoonen als sij moeten nae de kerck.”

Uit het huwelijk van Johan van Broeckhuysen en Catharina van Mirbach zijn tenminste vier kinderen bekend: één zoon — Willem — en drie dochters: Anna, Maria Martina en Sophia van Broeckhuysen geheten.

Anna van Broeckhuysen huwde de eerste maal met A. van Afferden en had uit dit huwelijk een dochter. Zij kreeg uit haar huwelijk met Hendrik de Haen twee zonen en vier dochters. Anna overleed op 18 mei 1665 te Horst. De tweede dochter Maria Martina van Broeckhuysen trouwde op 20 januari 1643 in de kerk van Swolgen met Caspar van Weedt, eigenaar van het goed de Gun. De jongste dochter Sophia van Broeckhuysen vertrok reeds in 1627 naar het Cisterciënser klooster te Binderen gelegen bij Helmond. Uit hun klooster in Binderen verdreven, hadden de nonnen zich bij het Minderbroedersklooster in Venray gevestigd. Volgens het recommandatieboek van het Venrayse klooster overleed Sophia van Broeckhuysen op 11 juli 1684, in haar 73e levensjaar. Zij werd begraven in de Portiunculakapel voor het tabernakei. Haar grafzerk werd bij een brand in 1925 door het vallende dakgewelf verbrijzeld.

Willem van Broeckhuysen
Als opvolger van zijn vader werd Willem van Broeckhuysen in 1641 behand met de goederen, die tot de Kolck behoorden. Tevens verkreeg hij alle rechten op de hof Aan gen Sande. Nauwelijks twee jaar na de dood van zijn vader kwam ook Willem op 4 juli 1643 te overlijden. Hij heeft de geboorte van zijn jongste dochter Emilia Gertuid tenminste nog meegemaakt. Zij was op 6 april van dat jaar geboren. Na de dood van Willem van Broeckhuysen werd Caspar van Weedt als voogd (en oom) van Johanna Catharina van Broeckhuysen — oudste dochter van Willem — op 10 juli 1649 beleend met de hof Aan gen Sande, waarbij niettemin het vruchtgebruik aan haar moeder Elisabeth van Weedt wordt toegekend.

Elisabeth van Weedt bleef na de dood van haar echtgenoot achter met twee minderjarige kinderen. Zij zag kennelijk geen heil meer in het bezit van de Kolck en begon er daarom aan te denken om het gehele goed te verkopen. Zij bezat slechts het vruchtgebruik van de Kolck, waardoor zij toestemming nodig had van de voogden van haar kinderen. Uiteindelijk kreeg de Kolck in het jaar 1659 nieuwe eigenaars, te weten: de echtelieden Hendrik Bernaerdt en Elisabeth Duyts.

De verkoop door Elisabeth van Weedt, weduwe van Johan van Broeckhuysen, betekende het onherroepelijke verdwijnen van het geslacht Van Broeckhuysen uit Broekhuizenvorst.

Bron: archieven Broekhuizen
 

Kasteel in beeld

Klik hier voor een rondleiding door Laquais Frans in verdwenen kasteel De Kolck en het landgoed in Broekhuizenvorst.