Aan de rand van Venlo ligt het recent vernieuwde Van der Valk Hotel Venlo, de ideale plek om te genieten van lekker eten, een drankje en een potje jeu de boules.
Op zoek naar een fijne plek om te eten en wat te drinken in Noord-Limburg? Bij Van der Valk Hotel Venlo geniet je van culinaire verrassingen in restaurant V, waar je à la carte kunt lunchen of dineren. Liever een interactieve eetervaring? Dan is buffetrestaurant Zest Live Cooking de perfecte keuze. Na het eten nog zin in een drankje? Neem plaats in de gezellige Bar Ello of op het zonnige buitenterras.
Op een gezellige zonnige middag ligt onze Jeu de Boules baan voor je klaar.
Dankzij de gunstige ligging bij de A67 ben je bovendien in no-time bij de mooiste plekken van Limburg, zoals Nationaal Park de Maasduinen, Kasteeltuinen Arcen of de gezellige binnenstad van Venlo met leuke winkels en terrasjes.
Tip: Houd de website in de gaten voor aantrekkelijke arrangementen en last-minute deals!
Het hotel is 24 uur per dag, 7 dagen in de week geopend.
De Gele gracht was een grachtdeel aan de zuidzijde van de vestingwerken. De vestingstad werd omgeven door een dubbele gracht. Deze eerste gracht werd tegelijk met de stadsmuur rond 1380 aangelegd als z.g. ‘natte’ gracht. In de jaren 80 van de veertiende eeuw werd een tweede gracht aangelegd. De binnenste gracht (de oude gracht) werd in 1424 aangeduid als ‘middelgrave’, in 1427 als ‘middelsten grave’ en in 1487 als ‘bynnensten grave’.
De grachten werden gevoed door de beken die vanuit de bantuin via de stad uitliepen in de Maas. Om de hoge waterstand in de grachten op peil te houden, werden sluizen gebouwd en soms beken verlegd.
De Gele gracht dankt haar naam waarschijnlijk aan de gele zandkleur die de voedende beken met zich meedroegen de gracht in. Via de Houtmolenbeek werd het water via de Cedronsbeek in de gracht geleid. Van daaruit liep het water verder richting de Maas.
Het Arsenaal was oorspronkelijk een wapenmagazijn van de Minderbroederskazerne, gelegen binnen de vestingwerken, achter de voormalige Prinsenhof. Het stond vlakbij de huidige Minderbroederskerk. Het Arsenaal werd ontworpen door luitenant-ingenieur Dirk de Haas en gebouwd van 1751-1759. Na 1867 kwam het magazijn leeg te staan. Van 1914 tot 1918 deed het Arsenaal dienst als hulpgevangenis en vanaf 1921 na een verbouwing werd het gebruikt als administratiegebouw voor Rijks en gemeentelijke overheid.
In de 2e WO werd het gebouw onherstelbaar vernield en werd het afgebroken. Na de oorlog werd hier een plein gerealiseerd met diverse representatieve kantoorgebouwen. In een nieuw gebouw, zie foto, werd na de oorlog de Raad van Arbeid gehuisvest. Vlakbij deze plek werd eind 20e eeuw een parkeergarage gebouwd met de naam Arsenaal, die later weer werd gesloopt en thans is vervangen door een moderne parkeergarage van Q-park.
Sage uit 1511
Het verhaal van Getruid Bolwater staat symbool voor de heldhaftige verdediging van de stad Venlo in de loop van de geschiedenis. Maar wie was deze vrouw? Alle gegevens wijzen naar een persoon die ‘uitgevonden’ is en een belangrijke rol heeft gespeeld voor de identiteit en bewustwording van de Venlose burgers. Over het leven van Gertruid (Gertrude, Truuj, Trui) Bolwater is echter verder niets bekend. Het is zelfs de vraag of zij ooit bestaan heeft. Dit maakt haar verhaal nog meer bijzonder.
In 1511 werd Venlo belegerd door de troepen van keizer Maximiliaan I. Deze wilde Gelre inlijven, maar hertog Karel van Gelre verzette zich en kreeg daarbij steun van de Franse koning. Bij de laatste aanval zou een vrouw, Gertruid Bolwater, een vaandrig die op de muur was geklommen met een steen hebben verwond en diens vaandel afgepakt hebben. Na een triomftocht door de stad werd het aan de voorgevel van haar huis opgehangen.
Opvallend is dat er in de eerste decennia na het voorgevallene nooit is geschreven over de prestatie van Gertruid Bolwater. Alle kronieken en pamfletten die kort na het beleg verschenen zijn, roemen de dapperheid van de inwoners, maar reppen met geen woord over haar heldendaad. In het verslag van de Blijde Inkomste van kroonprins Filips (II) in 1549 worden de zeden, gewoonten en historische ontwikkelingen van de belangrijkste Nederlandse steden beschreven, maar bij Venlo ontbreekt de vermelding van deze heldin. Ook bij lokale en regionale geschiedschrijvers of in de kunst (schilderijen, houtsneden) die ter meerdere eer en glorie van de stad werden vervaardigd, is niets te vinden.
Voor het eerst wordt in 1632 melding gemaakt van een heldhaftige vrouw in de geschiedenis van Venlo: de Jezuïet Famiano Strada beschrijft in het boek De Bello Belgico (geschreven rond 1602, gepubliceerd in 1632 en in het Nederlands vertaald in 1646) het beleg van Venlo door de hertog van Parma in het jaar 1586, en vermeldt daarbij terloops, dat ‘voor een zeventig jaar’ een (naamloze) vrouw mee had gevochten. Heeft Strada de vrouw misschien verzonnen om de overwinning van de katholieke hertog van Parma op het heldhaftige Venlo extra glans te geven? Ook in de volgende honderdvijftig jaar zal zij, weliswaar nog altijd zonder naam, steeds weer als dappere ‘helleveeg en amazone’ worden opgevoerd.
Ofschoon Nederland na de Franse tijd een politieke eenheid werd, bleven de Limburgers zich als vreemdelingen in het Nederlandse staatsverband beschouwen. Zij gingen op zoek naar een eigen lokale identiteit en geschiedenis, en zo kwam ook het beleg van 1511 weer in de belangstelling te staan. Nu kreeg de heldin ook haar naam; helaas maakt Keuller, de auteur van de eerste stadsgeschiedenis van Venlo (1843) op geen enkele manier duidelijk hoe hij aan de naam Gertruid Bolwater komt. Haar lokale bekendheid nam toe toen Nederland rond 1860 werd bedreigd door het machtige Pruisen. De heldendaad van Gertruid Bolwater werd nu op nationale schaal voor het voetlicht gebracht. Van lokale heldin werd zij, net als Kenau Simonsdr. Hasselaar, tot vaderlands voorbeeld gepromoveerd. Met een aan haar gewijd toneelstuk (1866) bereikte Gertruid Bolwater haar grootste roem. In Venlo werd er een straat naar haar genoemd; nadien verdween zij echter razendsnel weer uit de herinnering.
Sinds de Tweede Wereldoorlog herinneren alleen de naar haar vernoemde straatnaam en enkele carnavaleske liedjes nog aan Gertruid Bolwater. Men heeft haar historische werkelijkheid waarschijnlijk nooit echt geloofd: zij was slechts een vermeende heldin voor moeilijke tijden.
In 2009 is er een sculptuur gemaakt door Ineke Kaagman. Het kunstwerk moet het stadsfiguur, Gertruid Bolwater, uitbeelden. Het beeld heeft de naam confettimeisje meegekregen, omdat het de bedoeling is dat mensen kauwgom op het beeld kunnen plakken. In 2012 is het beeld verhuisd vanuit de stadsbibliotheek naar een locatie aan de Bolwaterstraat. Alhoewel het dus vreemd is, mag je op dit beeld legaal je kauwgom plakken.
Dit verhaal was een gebeurtenis tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) bij de stad Venlo. De Staatse legeraanvoerder Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje, had een list bedacht om de stad in te nemen. De list was vergelijkbaar met het Turfschip van Breda.
Aanloop
Maurits moest met name een defensieve oorlog voeren, omdat de Staten-Generaal niet genoeg geld beschikbaar stelden voor het belegeren van steden. In 1595 had hij een beleg bij Grol moeten opbreken wegens de komst van een Spaans leger en in 1596 verloor hij de stad Hulst aan Albrecht van Oostenrijk.
Maurits liep al anderhalf jaar rond met het idee om een aanslag op Venlo te plegen. De list zou moeten gaan lijken op de list die ook toe was gepast bij de inname van Breda in 1590, toen soldaten in een turfschip de stad binnengesmokkeld konden worden die de soldaten in de stad bij nacht konden verrassen en de stadspoorten openen, om zo versterkingen de stad binnen te laten.
Maurits kende drie betrouwbare schippers die dagelijks op de Maas voeren tussen Luik en Venlo. Een van die schippers had de sleutel van de schotdeur in de waterpoort. Het doel was om wat soldaten mee te smokkelen, de poort te overmeesteren, zodat de rest de stad kon binnenstormen en bezetten. De schippers hadden hun boot niet ver van de stad aan land gebracht voor onderhoud, en hadden daar een tweede boot bij aangelegd waardoor er een groepje mannen buiten het zicht van schildwachten achter kon schuilen tijdens de onderneming.
Aanslag
In de nacht van 20 mei vertrok Maurits vanuit Nijmegen samen met de vendels van Warmelo, Frederik Hendrik graaf van Nassau, Smeltsing, Conteler en Parker, Sidney en Francis Vere, daarnaast de vijf Nijmeegse vendels via 't Nieuwklooster naar Venlo. In de buurt van Venlo gekomen trok Maurits met driehonderd mannen (met enkele wagens met gereedschap om een poort open te breken en springmijnen) verder naar de scheepswerf. Ongeveer veertig soldaten onder bevel van Matthijs Helt en enkele soldaten zouden met de twee gebruikelijke schippers naar de poort varen, de derde schipper bleef bij Maurits, verdekt opgesteld in het tweede schip, dat als beschutting aan land lag. Kapitein Upcher zou met tweehonderdvijftig Engelsen blijven wachten. Het schip van Helt werd ingeladen met de benodigde zaken en werd van boven beladen met kolen. Toen dit gereed was keerde Maurits met Vere terug naar de rest van het leger buiten de stad. Zij bleven wachten op de goede afloop en stonden gereed om tijdig de stad te bestormen als de Engelsen zouden slagen in de opzet.
Omdat er daags tevoren in Straelen geschoten was, bleef de poort die dag uit voorzorg tot 6 uur gesloten waardoor het al erg licht was. De schipper trok de stad in om te zien of er geen onraad was. Toen alles veilig was keerde deze terug brak met een hellebaard de kaak van de schildwacht en opende de schotdeur met zijn sleutel. De andere schipper kwam nu met Helt en Schalck en de rest opdagen, om de poort te overmeesteren. Nu was er al veel volk op de been rondom de poort omdat het al erg licht was. Tijdens de onderneming kampten zij (door regen) met weigerende vuurroeren en moesten zich behelpen met musketten. Burgers verdedigden de poort fel en wisten de poort weer te sluiten. Helt, die dat zag, besefte dat zij te laat zouden komen om de poort te verzekeren.
De burgers sloegen alarm waarop versterkingen kwamen opdragen. Helt wilde het sein tot terugtocht geven maar werd op de kade doodgeschoten. In de schermutselingen op en bij de poort stierf ook kapitein Schalck. Een deel van de Engelsen kampten op de boot met een instortende zoldering. Er was slechts een kleine opening waar de mannen een voor een uit konden klimmen. De schipper bij de schotdeur die dit alles aanschouwde rende door de straten naar een andere poort. Hij riep dat zijn goederen daar buiten lagen en door de Geuzen werd geplunderd. De poort werd geopend voor hem, waardoor hij kon ontkomen. De andere schipper probeerde over de stadsmuur te vluchten maar hij werd gevangengenomen met enkele Engelsen en een kwartiermeester van Schalck.
Nasleep
Daags daarna werden kwartiermeester van Schalck en de aangehouden schipper opgehangen. Maurits die zag dat de onderneming was mislukt gaf bevel om verder te trekken naar 't Nieuwklooster. De laatkomers die gereedschap en goederen aan de wal moesten brengen, hadden zich onder de burgers kunnen mengen en in de ontstane commotie kunnen ontsnappen. Negen tot tien mannen waren gesneuveld bij de onderneming. Maurits trok weg uit de omgeving van Venlo. In de zomer en najaar begon hij wel een succesvolle veldtocht in het oosten van de Nederlanden.
De Blauwe Trap, ook wel Steenen Trappen genoemd, was een opgang naar de stadsmuur in de Venlose vesting. De meest plausibele verklaring van de herkomst van de naam is de soort steen die zou zijn gebruikt. Voor de trap zou namelijk Naamse steen zijn gebruikt, welke een blauwe kleur heeft.
De Blauwe Trap werd gebouwd tussen de Oude Markt en de Havenkade, aan de zuidzijde van het plein, om ter plekke de stadswal op te kunnen gaan. De trap is afgebroken toen in 1867 per Koninklijk Besluit de vestingmuren moesten worden afgebroken.
Een cafe aan de Oude Markt, vernoemd naar de Blauwe Trap, herinnert nog naar de opgang die hier is geweest.