De Luif is een klein restant van de middeleeuwse stadsmuur die de binnenstad van Venlo tot ver in de 19e eeuw omsloot, gelegen in het toenmalige 1e stadskwartant Klein Italië.
De naam Luif heeft meerdere mogelijke herkomsten. De eerste mogelijkheid is de van het Duitse woord ‘Löwe’. Via Loeve is het uiteindelijk verbasterd tot loef. In het Venloos dialect wordt het dan vervolgens Luif. De tweede mogelijke uitleg komt ofwel uit de scheepvaart (loefzijde van een schip, waar de wind vandaan waait) ofwel uit de geologie (eveneens loefzijde, maar dan de zijde van een berg of landschappelijk element waar de wind vandaan waait). De naam Luif heeft dus waarschijnlijk verband met de ligging aan de Maas, waar regelmatig de wind uit westelijke richting komt.
Een andere verklaring voor de naam van dit 15e-eeuwse deel van muur is afkomstig van een houten luifel die tegen de buitenzijde van de stadsmuur was bevestigd en waaronder vroeger de vismarkt werd gehouden.
In 1867 komt er een einde aan de status van vestingstad. De grote sloop van de vestingwerken is het gevolg ervan. De Luif is een klein gedeelte van de vestingmuur uit de vijftiende eeuw, dat is blijven staan. Oorspronkelijk had De Luif een weergang, die op zeven rondbogen rustte en was voorzien van een pannen dak. Doordat de huizen direct op en aan de Luif lagen, hadden de bewoners van de huizen er vensters in aangebracht.
In de zeventiende eeuw werden er in de Maasstraat muurhuizen tegen aan gebouwd. Die zijn met name gefotografeerd als de Maas weer eens buiten haar oevers trad. Na de Tweede Wereldoorlog kwam De Luif vrij te liggen en volgde restauratie. De situatie ter plekke veranderde door de realisatie van de Maasboulevard. De Luif verloor de in het oog springende plek in de binnenstad. Het rijksmonument is in 2013 ingekapseld door de Maaspoort.
De ruimte achter de muur is in 2022 ingericht als belevenisruimte. In de Luif wordt het verhaal verteld van de vestingstad, haar bewoners en de belegeringen die Venlo door de eeuwen doormaakte.
In de historische vestingstad Venlo, maar ook in fort Sint-Michiel aan de Blerickse zijde van de Maas, stonden in het verleden tientallen kanonnen. Zij beschermden de strategisch en economisch belangrijke stad Venlo tegen aanvallen van buitenaf. Na de ontmanteling van de vesting in 1867 zijn de meeste van deze kanonnen verdwenen. Helaas hebben we in Venlo geen foto’s van de kanonnen van voor de sloop van de vesting. Wel zijn er gelukkig nog enkele foto’s waaruit blijkt dat meerdere Venlose kanonnen eind 19e en begin 20ste eeuw een nieuwe functie kregen als aanmeerpalen langs de haven. Andere kanonnen lagen in dezelfde tijd voor de stadsmuur De Luif.
Daar zijn ze vervolgens weggehaald en in de collectie van het Goltziusmuseum geplaatst. Die collectie is overgegaan naar het Limburgs Museum en vorig jaar zijn ze weer teruggegeven aan de gemeente. Toen de kanonnen eenmaal in handen kwamen van de gemeente, zijn ze gerestaureerd.
Het grootste kanon in het bezit van de gemeente in 3 meter 37. Die komt waarschijnlijk uit Zweden en is door een Nederlander gemaakt in een grote fabriek. Door de combinatie van de lengte en de leeftijd van het kanon schijnt het een bijzonder exemplaar te zijn. Hij komt uit de zeventiende eeuw en normaal gesproken zijn de kanonnen uit de tijd een stuk korter. Dit kanon onderzocht door kanondeskundige Nico Brinck uit Terschelling en hij is van mening dat dit het langste kanon uit de zeventiende eeuw is dat hij ooit gezien heeft.
Een ander kanon dat in de jaren tachtig werd teruggeplaatst in de haven van Blerick is door kanonnendeskundige Brinck onderzocht en door hem is vastgesteld dat ook dit kanton een zeldzaam kanon betrof, namelijk een vroeg 16e-eeuws landkanon met een zogenaamd gefacetteerd mondstuk. Het was daarmee volgens hem waarschijnlijk een van de oudste kanonnen in Nederland. Een ander smeedijzeren kanon met facetten staat in ‘s Hertogenbosch. Dit is het beroemde “Stuergewalt” uit 1511. Mede gelet op de conditie en omdat dit belangrijke kanon in de meeste jaren onder water stond, adviseerde hij het kanon weg te halen en te laten restaureren. Gelet op de ouderdom en zeldzaamheid heeft de gemeente gehoor gegeven aan dat advies.
Dit z.g. ‘Kanon van Blerick’ is daarop samen met de andere historische Venlose kanonnen gerestaureerd door Ton Lupak en collegae van het restauratieatelier Restaura uit Heerlen en aansluitend in de mini-expositie over de vesting Venlo in de ruimte achter De Luif geplaatst. Daar heeft ‘het kanon van Blerick’ als waarschijnlijk oudste kanon van Nederland een permanente plek gekregen.
Het kanon kan daar onder andere bezocht worden via de stadsgidsen van Venlo, maar is ook vanaf de Havenkade in De Luif te zien.
Klein Italië is het eerste kwadrant in het centrum van de stad Venlo. Jarenlang werd het centrum van de stad als één wijk gezien, maar daarna is weer teruggegrepen naar de wijkindeling uit de tijd toen Venlo nog een vestingstadje was. De stad was in vier kwadranten ingedeeld. De hoofdstraten liepen noordzuid (Gelderse Poort of Helpoort via de Lomstraat en de Vleesstraat naar de Roermondse Poort of Tegelse Poort) en oostwest (Keulse Poort of Laerpoort) via de Groote Beick of de Parade via de Gasthuistraat en de Steenstraat naar de Maaspoort of Waterpoort). De plek waar de twee hoofdstraten elkaar kruisten heette het Cruys ofwel de Markt.
Klein Italië heeft zijn naam te danken aan de Italianen die vroeger in de stad woonden. Hier zijn ook de Italiëmolen en Italiëplaats naar vernoemd. Deze laatste straat bestaat nog steeds. De molen is afgebroken toen de stadsmuren moesten wijken voor de uitbreiding van Venlo.
Klein Italie vormde het z.g. 1e kwadrant in de vestingstad Venlo. Een buurt waar veel buitenlanders woonden zoals Italianen. De Lombarden die in deze buurt woonden waren goed in het boekhouden en hielp het gemeentebestuur hiermee. Ook woonden de Joden in deze wijk. De Jodenstraat herinnert hier nog aan.
Een van de redenen dat er veel handelaars en buitenlanders in deze wijk woonden was dat Venlo in de middeleeuwen een van de belangrijkere Hanzesteden aan de Maas was met de bijbehorende langeafstandshandel. De wijk ligt aan de haven en vele straten zijn vernoemd naar de goederen die er verhandeld werden. Daarnaast waren er ook de markten in deze wijk gevestigd; De Markt (tegenwoordig de Oude Markt) en de Kwartelenmarkt (tegenwoordig veel kleiner). Straten die nu nog een dergelijke (handelswaar gerelateerde) naam dragen zijn: Wijngaardstraat, Kolenstraat, Houtstraat en Steenstraat.
Door de wijk liep ook een beek die in het oosten de stad in kwam uit de richting van het Jammerdal. De beek (sloterbeek) liep over de huidige sloterbeekstraat en in de stad heette de beek de Cedronsbeek (later Grote Beek) en liep door de Grote Beekstraat. Tegenwoordig wordt er ook nog veel gehandeld in de wijk in de vorm van de vele winkels die hier gevestigd zijn. Naast de Vleesstraat/Lomstraat en de Parade kent Venlo ook nog de Jodenstraat met de Kwartelenmarkt als winkelgebied. Ook is de haven opnieuw ingericht met de komst van een nieuw winkelgebied, de Maasboulevard.
1754
Het verhaal van Flujas en zijn vrouw Guntrud als stichters van de stad Venlo is sinds de 18e eeuw bekend. Het echtpaar zou zich rond het jaar 96 na Christus op een hooggelegen, onbewoonde plek aan de Maas gevestigd hebben. Flujas was hoofdman van de Germaanse stam der Bructeren, die na een nederlaag tegen een andere stam richting de rivier was gevlucht.
De nieuwe nederzetting kreeg de naam Venlo (‘hoogte in het veen’), vanwege de ligging te midden van vruchtbare veengronden. De nederzetting maakte een bloeiende tijd door en als dank maakten de inwoners voor hun stichters twee grote beelden, waarvoor zij dag en nacht vuren brandden op de Lichtenberg. Aldus het verhaal.
Nadat omstreeks 1740 de bisschop van Roermond verboden had om de reuzenpoppen van Goliath (en zijn vrouw) in de Venlose processies mee te laten lopen, werd een alternatief verhaal verzonnen waarin Goliath werd omgetoverd tot de 'legendarische' Valuas, getrouwd met Guntrud. Valuas (in het Venlose dialect Flujas) is in het verhaal een legeraanvoerder van de Germaanse stam der Bructeren die in 96 na Christus na een verloren veldslag met de naburige stam Chamaven (zie Tacitus) met zijn getrouwen van het Teutoburger Woud in Zuidwestelijke richting is gevlucht naar een vruchtbaar stuk grond aan de Maas. Daar liet hij hutten bouwen en een burcht die hij Venlo noemde, hetgeen volgens de legende hoogte in het moeras betekent.
Na hun dood werden ter ere van het stamhoofd Valuas en zijn vrouw grote houten standbeelden gemaakt, die op een nabijgelegen heuvel werden geplaatst. Hun volgelingen, de Venlonaren, zouden nog lange tijd vuren hebben laten branden bij deze standbeelden. Aan dit gebruik zou de heuvel zijn huidige naam Lichtenberg danken.
Dit verhaal is in 1754 voor het eerst opgetekend en is fictief. Het werd waarschijnlijk speciaal voor het behoud van de reuzenpoppen verzonnen. Aanvankelijk had Valuas' vrouw geen naam; de naam Guntrud is de uitkomst van een prijsvraag in de tweede helft van de 18e eeuw.
Valuas (in Venloos dialet Flujas) en Guntrud worden als reuzenpoppen nog steeds bij feestelijkheden door de straten van Venlo gedragen. Hoewel de naam Valuas in 1708 al eens is opgetekend, gaan de poppen pas na een publicatie over het gebruik in 1750 algemeen als de Bructer Valuas en zijn vrouw door het leven. Daarvoor werden zij eeuwenlang als de Bijbelse Goliath en zijn vrouw in de kerkelijke processie meegedragen.
De bisschop van Roermond liet weten dat de versmaedelijcke poppen van Goliath en zijn vrouw moesten verdwijnen. De Venlonaren wilden dat niet en bedachten het verhaal over de hoofdman. Venlo heeft haar ontstaan dus niet aan Valuas te danken, maar Valuas zijn 'eeuwenlang' bestaan wel aan Venlo.
1939
In het droogdal dat vanaf de Leutherweg naar Nieuw Manresa voert ligt verborgen onder een laag aarde één van vier schuilkelders die kort voor de Tweede Wereldoorlog door de gemeente Venlo werden gebouwd. Deze schuilkelders waren bedoeld voor de plaatselijke bevolking. De schuilkelder, waarvan alleen de zware ijzeren toegangsdeur thans zichtbaar is, bestaat uit een lange gang en had plaats voor zo’n 250 personen. Tegen de zijwanden waren banken geplaatst waar burgers tijdens gevaar konden plaatsnemen. Onder andere tijdens bombardementen op Fliegerhorst Venlo in de oorlogsjaren is deze bunker benut.
Manresapark
De schuilkelder staat op de nominatie om aangewezen te worden als gemeentelijk monument. De schuilkelder is gelegen aan de voet van het huidige Maresapark. Hier stond tot 2001 het Manresa-klooster. Onder de resten, verborgen onder het puin en de zand, is deze schuilkelder later ontdekt.
Galgenberg
In het natuurlijk gelegen Manresapark, in de volksmond genoemd de Galgenberg, werden tijdens de Duitse bezetting van Venlo, inwoners van Venlo die veroordeeld waren tijdens een openbare rechtszitting voor het stadhuis, opgehangen. Een van de bekendste Venlonaren die veroordeeld werden was Hulster Heinke, samen met zijn vrouw zwarte Trui. Hij had de Venlose wetten die toen golden geschonden. Het verhaal gaat dat zijn botresten later bij opgravingen gevonden zijn. Bewezen is dit echter niet..
In de documentaire-serie Verborgen Verleden van Venlo, is een film gemaakt over de Galgenberg en wordt ook het verhaal van de schuilkelder verteld.
1942
Deze schuilkelder is in 1942 aangelegd t.b.v. het personeel van het aangrenzende gebouw van de Venlose Raad van Arbeid en had plek voor zo’n 150 personen. Tegenwoordig een kantoren complex. Toen het gebouw gerenoveerd werd voor gebruik, werd gepoogd de kelder af te breken. Dat werd al gauw opgegeven.
De schuilkelder begint in de stookruimte en loopt dan onder de parkeerplaats. Hij is een integraal deel van het gebouw. Deze is verder voor publiek niet toegankelijk.
1939
Eind jaren dertig werden door de gemeente Venlo schuilkelders gebouwd. Een lag er bij de Kleine Heide, een andere bij Manresa en een bij de Kousenfabriek aan de Rummerkampstraat in Genooi. De laatste schuilkelder stond bekend als De Bunker. De bewoners van Genooi en aanliggende straten, die zelf over geen schuilgelegenheid beschikten, hebben hier bange en vaak zelfs dramatische uren beleefd bij de vele granaatbeschietingen en bombardementen op de stad. De kelder was berekend op zevenhonderd mensen en daarmee de grootste van de drie. De schuilkelder wordt bezongen in een oorlogsliedje van de violist en vocalist Lei Frits, bijgenaamd De Golde. Het dialectliedje is geschreven op de melodie van ‘Sterrenhemel van Hawaii’.
Het couplet over de schuilkelder in Genooi gaat als volgt:
Noeit zal ik vergaete de kelder in Genuuë
Och waat zote dao toch dièke vluuë
Ik zal ’t noeit vergaete ’t waas dao ouk neet pluùs
De minse zote al onder de luùs
Dao heerste toen ouk d’n bitterste noeëd
Ze hadde nog neet mièr ein klein stökske broeëd
Kinder op de erm begasjes in de hand
Trokke weej nao ’t noorde van òs land.
Het evacuatieliedje van de Golde was vlak na de oorlog een hit. Als Lei Frits met zijn trio speelde in een café werd het steevast aangevraagd en meegezongen door het publiek.
In de jaren vijftig kocht Van der Grinten het perceel en zette bovenop de schuilkelder een bedrijfshal. Via een onopvallend deurtje aan de Rummerkampstraat, een steile hellingbaan en een zware, gepantserde toegangsdeur kom je er binnen. De schuilkelder ziet er nog altijd hetzelfde uit als toen. Met aan de muren lange banken. waar de mensen op zaten of onder lagen.
1940
Het vliegveld werd eind 1940 gebouwd door meer dan 15.000 arbeiders ter verdediging van het Duitse Ruhrgebied en haar luchtruim. Het vliegveld strekte zich uit over zowel Nederlands als Duits grondgebied en besloeg wel zo’n 300 voetbalvelden. Nu ruim 80 jaar later is bijna alles van dit vliegveld verdwenen. Restanten van de commandobunker, een hangaar en verkeerstoren zijn echter nog voor een groot deel bewaard gebleven. Om niet te veel op te vallen als zodanig, werd de bunker gebouwd in de vorm van een boerderij en beschilderd in een onopvallende rode steenkleur. De restanten daarvan zie je nog terug op deze locatie hedentendage.
In één van de hangaars werd hier het revolutionaire raketvliegtuig ‘de Messerschmit’ gebouwd voor de Duitse ‘Luftwaffe’.
Fliegerhorst werd ook regelmatig door de geallieerden aangevallen toen men door had dat zich hier een vliegveld bevond. Voor de lokale bevolking waren aan de rand van het vliegveld diverse schuilkelders voorhanden. Enkelen zijn nog bewaard gebleven.
De overblijfselen op het terrein hebben tegenwoordig een bestemming als recreatie in de vorm van een klimtoren.
Voor meer info kijk ook de bijdrage van Doerak Film in opdracht van Gemeente Venlo (Verborgen Verleden, deel 2 Fliegerhorst)
In de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en de val van de Berlijnse muur zijn tal van militaire objecten gebouwd. Niet zozeer als verdediging tegen bommen en granaten, maar om een aanval met radioactieve straling, biologische of chemische wapens een paar dagen te kunnen weerstaan in een zelfvoorzienende atoombunker.
Er werden ‘noodzetels’ gebouwd voor overheidsbesturen en -diensten. Zo ook deze atoombunker uit 1956 aan de Nijmeegseweg in Venlo.
Check aflevering 5 van de serie Verborgen Verleden en laat je meenemen op een ondergrondse speurtocht
In de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en de val van de Berlijnse muur zijn tal van militaire objecten gebouwd. Niet zozeer als verdediging tegen bommen en granaten, maar om een aanval met radioactieve straling, biologische of chemische wapens een paar dagen te kunnen weerstaan in een zelfvoorzienende atoombunker. Er werden ‘noodzetels’ gebouwd voor overheidsbesturen en -diensten. Zo ligt onder het Wilhelminapark in Venlo een atoombunker van de PTT om in tijden van nood de communicatie in stand te houden.
Na de koude oorlog is het gebouw waarin de atoomschuilkelder gehuisvest was, voor een deel opgegaan in Museum van Bommel van Dam en hedentendage verbouwd tot een horecavoorziening. De kelder is echter nog altijd in takt gebleven en zelfs nog zo ingericht.
Check aflevering 5 van de serie Verborgen Verleden en laat je meenemen op een ondergrondse speurtocht